Bizar ontdekte snijsporen van 1,5 miljoen jaar oud: mogelijk het vroegste bewijs van kannibalisme

Bizar ontdekte snijsporen van 1,5 miljoen jaar oud: mogelijk het vroegste bewijs van kannibalisme

Verspreid de liefde

Het idee dat kannibalisme iets van moderne tijd of mysterieuze volkeren is? Vergeet het maar — deze praktijk blijkt veel dieper in onze geschiedenis te liggen. Lang voordat de Azteken of figuren als Jeffrey Dahmer bekend stonden om hun duistere eetgewoontes, aten onze verre voorouders misschien al soortgenoten op.

Onlangs hebben onderzoekers iets opmerkelijk opgemerkt op het scheenbeen van een mensachtige: goed zichtbare snijsporen, gedateerd op liefst 1,5 miljoen jaar geleden. Dat zou volgens de studie in “Scientific Reports” weleens het oudste bewijs van kannibalisme ooit kunnen zijn.

Briana Pobiner – paleontoloog bij het Smithsonian Museum of Natural History – legt uit: “De gegevens wijzen erop dat homininen (onze mensachtige voorouders) al minstens 1,45 miljoen jaar geleden anderen van hun soort als voedsel zagen.” Het klinkt wild — maar het fossiel laat zien dat mensachtigen elkaar waarschijnlijk uit pure noodzaak opaten, en dat deze gewoonte veel verder teruggaat dan gedacht.

Deze bijzondere ontdekking kwam trouwens vrij toevallig tot stand. Pobiner deed onderzoek in de fossielencollectie van het Nairobi National Museum, onderdeel van de National Museums of Kenya. Eigenlijk probeerde ze te achterhalen welke prehistorische roofdieren onze voorouders belaagden.

Maar toen ze de linker scheenbeen van een 1,45 miljoen jaar oude hominide bestudeerde– van een inmiddels uitgestorven soort – vond ze opvallend scherpe snijsporen. Ze dacht al snel: zijn dit resten van kannibalisme?

Om dat te onderzoeken, maakte ze afdrukken van 11 snijwonden op het bot, met speciaal materiaal dat tandartsen gebruiken voor gebitsafdrukken. Vervolgens stuurde ze die naar Michael Pante (Colorado State University). Hij maakte er 3D-scans van en vergeleek de vormen met een database van bijna 900 modellen, variërend van tandafdrukken tot sneden door stenen werktuigen en sporen van vertrapping.

Het resultaat: negen van de snijsporen passen perfect bij wonden die veroorzaakt zijn door stenen werktuigen. “De V-vorm en kaarsrechte snijvlakken laten overduidelijk zien dat dit snijsporen zijn,” stellen de onderzoekers. Ze waren diep en dun – totaal anders dan, bijvoorbeeld, beschadigingen door erosie of markeringen van insecten, plantenwortels of roofvogelbekken.

De twee overgebleven insnijdingen kwamen volgens Pobiner waarschijnlijk van drie verschillende soorten sabeltandtijgers die destijds in Oost-Afrika ronddoolden. Mogelijk waren de sabeltanden aaseters, of hebben zij gejaagd op deze mensachtige.

Toch bewijzen de sporen niet met zekerheid dat iemand bewust een soortgenoot aan het villen was – zoals een prehistorische Hannibal Lecter. Maar de plek waar de spier aan het bot zat, hét stukje voor vleeswinning, plus de richting van de sneden wijzen sterk op vleesverwerking door mensen zelf.

Pobiner benadrukt: “Deze snijwonden lijken sterk op die van dierenbotten die ooit zijn verwerkt voor consumptie. De kans is dus groot dat het vlees van dit been werd gegeten, puur als voedselbron – niet als ritueel.”

Interessant detail: in latere tijden was kannibalisme soms juist ritueel bedoeld, zoals bij 18e-eeuwse Fijische stammen of Italiaanse adel uit de vroegmoderne tijd. Zij aten vlees van vijanden — in het geloof hun kracht over te nemen. Elders, bijvoorbeeld bij de Fore in Papoea-Nieuw-Guinea, werd het lichaam van overledenen uit liefde opgegeten, zodat ze niet zouden bederven of als prooi zouden eindigen van insecten.

Was deze oervleesmaaltijd toeval? Hoogstwaarschijnlijk. In totaal onderzocht Pobiner 199 fossiele botten — maar alleen dit scheenbeen had snijsporen. Het was dus zeker geen dagelijkse kost en waarschijnlijk een zeldzaam geval van overleven onder zware omstandigheden, zoals De Volkskrant in 2024 al analyseerde.

Aangezien er destijds verscheidene hominidesoorten rondliepen waar het bot is gevonden, is meer onderzoek noodzakelijk. Was het echt kannibalisme? Of gebruikte een andere mensachtige soort gewoon het lichaam als voedselbron?

Pobiner wil het mysterie verder uitzoeken. Ze onderzoekt nu een schedel — gevonden in Zuid-Afrika en maar liefst 1,5 tot 2,6 miljoen jaar oud – die mogelijk ook sporen van “butchering” heeft. Opvallend: de markeringen op de schedel lijken sterk op die van het scheenbeen, maar het blijft onduidelijk of ze door stenen werktuigen zijn veroorzaakt of door scherp gesteente waartussen de schedel lag.

Of men toen direct het vlees van schedels afhaalde is onduidelijk: spieren zitten daar nauwelijks. Maar stel je voor: een vondst uit 1976 kan in 2025, na jaren stilliggen, ineens nieuw licht werpen op de oorsprong van cannibalisme.